Dragen van de ribbenkast

De mens heeft een sleutelbeen, die de schouder verbindt met het borstbeen. Een paard daarentegen, heeft geen sleutelbeen. In plaats daarvan lopen er spieren van de ribbenkast naar schouderblad (serratus ventralis thoracis) en lopen door van het schouderblad naar het begin van de halswervels (serratus ventralis cervicis). Deze spieren fungeren als een soort hangmat waar de ribbenkast in gedragen wordt, ondersteunt door de borstspieren die tussen de voorbenen lopen.

Wanneer deze spieren aantrekken, wordt de borstkas en het eerste stuk van de hals opgetild tussen de schouderbladen en komt de schoft omhoog. Dit is de relatieve oprichting.

Hoe groter de pas van een paard, des te meer moet de schoft omhoog komen om ruimte maken voor het achterbeen om net zo ver naar voren te kunnen zwaaien als dat het naar achteren afzet. Op die manier kan de achterhand door de hurken zakken en meer gewicht overnemen en als drijvende kracht fungeren.

Een paard wat voorwaarts gaat waarbij de ribbenkast laag in de schouderbladen hangt, voelt en toont op de voorhand en bergafwaarts.

Waarom oprichting?

De lift van de schoft is in 3 situaties belangrijk:

  • Bij het vergroten van de paslengte
  • Bij het verhogen van het tempo
  • Bij de zijgangen


Spieren waar de ribbenkast in ophangt
Lift van de ribbenkastRelatieve oprichting waarbij de schoft omhoog komt.

“It’s the balance of the trunk that allows the push from the hind legs to go through the horse’s body without pushing it onto the forehand.” – Hilary Clayton

 

Wat is een gezonde oprichting?

Cruciaal voor het kunnen liften van de ribbenkast is de ontspanning van de wervelkolom. Hierdoor opent de hals zich voor de borst en kan de wervelkolom achter de schoft ook openen en omhoog komen. Eigenlijk kun je je voorstellen dat er geen scherpe bochten in de wervelkolom mogen zijn. Wanneer het paard zelf of door toedoen van de ruiter zijn hoofd vanuit de oren naar zijn schoft trekt, ontstaat er een holle rug achter de schoft.

In ieder tempo is het mogelijk een oprichting te ervaren. Maar om de wervelkolom mooi naar voren open te kunnen houden en de onderlijn niet lang te maken, ook bij een hoger tempo, is het belangrijk dat het paard op de langere termijn leert zijn schoft naar zijn schouderbladen te brengen.

Welke manier van oprichten?

  • Absolute oprichting:
    Paard brengt zijn hals kort als een zwaan, borstbeen komt naar voren, ribbenkast zakt achter de schouderbladen en trekt de rug hol. Bij deze manier van oprichten toont het paard meestal onrust, veel zwiepen met de staart, een vertrokken gezicht of laten hun tanden zien. Voor de ruiter is het meestal lastig uitzitten.
  • Relatieve oprichting:
    Doordat het paard zijn ribbenkast naar zijn schouderbladen kan liften, komt de schoft omhoog, de rug opent naar voren, bekken kan vrij bewegen en de achterbenen kunnen ruim naar voren komen.
    Bij deze manier oprichting ziet het er gemakkelijk uit, er heerst rust en toont het paard tevreden. De ruiter wordt mee de berg opgenomen en kan gemakkelijk zitten.

 

Absolute oprichting waarbij de ribbenkast achter de schouderbladen naar beneden zakt, de wervelkolom is gebroken en heeft een korte paslengte.Absolute oprichting: holle rug achter de schoft Relatieve oprichting: lift van de schoft met open wervelkolom