Voor Klassieke Dressuur betekent rechtrichten het verbeteren van de balans van je paard en symmetrisch trainen van het lichaam. Rechtrichten is niet het letterlijk recht houden van je paard, zonder stelling, waarbij de achterbenen precies in het spoor lopen van de voorbenen.

 

Kenmerken van het Rechtrichten:

Balans:

  • Verticaal evenwicht: Een paard kan wervelkolom pas naar voren openen wanneer hij in een verticaal evenwicht loopt. Dat houdt in dat het paard niet op de binnen en over de buitenschouder mag vallen, want dan zal hij zijn hals gebruiken om dit beetje disbalans te compenseren, trekt daarbij zijn hals in en maakt de wervelkolom hoekig en kort.
  • Horizontaal evenwicht: De trainingen worden zo opgebouwd dat het paard in staat is zijn voorhand van het voorbeen af te houden, waarbij de hurken, het middenrif, de buik- en rugspieren mee helpen in het beheersen en ondersteunen van de romp. Hierbij brengt het paard iets meer gewicht op de achterhand en wordt dit ervaren als een meer horizontaal evenwicht, zonder dat dit ten koste gaat van het naar voren open houden van de wervelkolom.

Symmetrie:

  • Souplesse: Er wordt gewerkt aan symmetrie in de souplesse van de spieren en gewrichten. Dat betekend dat het paard zijn lichaam net zo makkelijk een linker als een rechter buiging kan bewegen. Door de ontspanning van de wervelkolom is het paard in staat om lengtebuiging aan te nemen. Lengtebuiging is de zijwaartse buiging van de wervelkolom, niet alleen in de hals, maar juist ook in het draaien van de schouders en de onderrug. Dit heeft als voordeel dat het paard zijn spieren aan de buitenkant van de buiging op moet rekken, waardoor hij zijn spieren en gewrichten soepel maakt.
  • Spierkracht: Daarnaast werk je aan symmetrie in de spierkracht. Spieren die het lichaam moeten dragen en beheersen, zullen aan beide zijdes even sterk gemaakt worden, om te voorkomen dat het paard zichzelf steeds uit balans brengt. Door het ontspannen van de spieren langs de wervelkolom gaat het paard zijn lijf efficiënt gebruiken en krijgt de ruiter toegang tot het beïnvloeden van de achterhand en welke spieren hij moet leren aanspannen.