Laterale scheefheid

Los van de natuurlijke manier van wenden, wordt het verticaal evenwicht onder andere beïnvloed door de laterale scheefheid. Dit is de scheefheid van bovenaf gezien in de buiging van de wervelkolom die van kruin tot staart loopt.

Linksgebogen:

  • Paard buigt makkelijker linksom en moeilijker rechtsom.
  • Paard heeft aan de linkerkant (holle kant) de korte, sterke spieren.
  • Paard heeft aan de rechterkant (bolle kant) de lange, slappe spieren.
  • Loopt met het linker achterbeen naast de massa.
  • Loopt met zijn rechter achterbeen onder de massa.
  • Zadel zakt naar de rechterkant doordat de ribbenkast vanuit de schoft naar rechts roteert.

Linkerkant heeft kortere, sterkere spieren. De rechterkant heeft langere, slappere spieren.

Linker achterbeen neigt naast de massa te stappen. Schoft neigt naar rechts te kantelen.

Rechtsgebogen:

  • Paard buigt makkelijker rechtsom en moeilijker linksom.
  • Paard heeft aan de rechterkant (holle kant) de korte, sterke spieren.
  • Paard heeft aan de linkerkant (bolle kant) de lange, slappe spieren.
  • Loopt met het rechter achterbeen naast de massa.
  • Loopt met zijn linker achterbeen onder de massa.
  • Zadel zakt naar de linkerkant, doordat de ribbenkast vanuit de schoft naar links roteert.

Rechterkant heeft kortere, sterkere spieren. De linkerkant heeft langere, slappere spieren.

Rechter achterbeen neigt naast de massa te stappen. Schoft neigt naar links te kantelen.

 

Op de binnen of buiten schouder vallen

Door de laterale scheefheid en de diagonale scheefheid (zie hieronder), vallen paarden vaak op de binnen of buitenschouder. ‘Binnen’ betekent in dit geval de binnenkant van de volte of wending.

Een links gebogen paard zal niet graag met zijn schouders naar een volte rechtsom draaien. Om toch de volte op te gaan, verplaatst het paard zijn gewicht iets naar de binnenschouder en ‘valt’ achter zijn gewicht aan.

 

Kenmerken van op de binnenschouder vallen zijn:

  • Bewegingsrichting van de voorhand is naar de binnenschouder.
  • Paard pakt de binnenteugel vast.
  • Stelling in de hals is naar buiten.
  • Moeilijk/niet voor je binnenbeen opzij gaan.

Kenmerken van over de buitenschouder vallen zijn:

  • Bewegingsrichting van de voorhand is naar de buitenschouder.
  • Paard pakt de buitenteugel vast.
  • (Veel) stelling in de hals naar binnen.
  • Moeilijk volte te verkleinen/af te wenden van de hoefslag.

Op de binnen (rechter) schouder vallen.

Over de buiten (linker) schouder vallen.

Diagonale scheefheid

De diagonale scheefheid is het verschuiven van het zwaartepunt van het paard richting een van de voorbenen. Het achterbeen dat naast de massa loopt heeft meer stuwkracht dan draagkracht ten opzichte van het andere achterbeen, en stuwt het zwaartepunt richting het voorbeen aan de andere kant.

Stel, het paard is links gebogen, dan stuwt hij waarschijnlijk met zijn linker achterbeen richting zijn rechter voorbeen. Zo moet het rechter voorbeen meer gewicht dragen.

De oorzaak waarom het linker achterbeen meer stuwt, heeft te maken met dat dit been minder ver onder het zwaartepunt kan komen. De oorzaak hiervan is niet zo makkelijk te vinden. Dit kan te maken hebben met dat de romp een voorkeur heeft voor de linker buiging, maar het kan ook door de pasvorm van het zadel komen, de zit van de ruiter, het laag dragen van de ribbenkast, gewrichten die niet goed vrij kunnen bewegen etc.

Linker achterbeen stuwt meer dan het rechter achterbeen.